Naar binnen kijken
Bij de gynaecoloog heb ik al uitgebreide ervaringen, maar
als de brief van het bevolkingsonderzoek naar borstkanker op de mat valt, zet
ik toch even mijn hakken in het zand. Maar wat een onzin. Wilde ik dit niet al
jaren geleden, toen de huisarts me wees op de toegenomen kans op borstkanker?
Nou dan. Niet zeuren, gewoon gaan. Maar wel op een redelijker tijd dan ze voor
mij gereserveerd hadden. ’s Ochtends vroeg wil ik geen getut aan mijn lijf. En
al helemaal niet zoiets pijnlijks, althans volgens de verhalen van mijn moeder.
Twee vrouwen staan er in het halletje wanneer ik binnenstap.
Een veegt net haar tranen weg. “Moet dat echt? Het deed zo’n pijn!” Met kalme
stem loodst de andere vrouw haar mee. Zie je wel, denk ik. Ik kan natuurlijk
nog weg, maar dat is geen optie. Nu ik van zo dichtbij met borstkanker te maken
heb, wil ik dit onderzoek graag ondergaan, ook al doet het pijn.
Terwijl ik zit te wachten, verbaas ik me over de ruimte in
de wagen. Uiteindelijk is het niet meer dan de trailer van een vrachtwagen, met
daarin een totale kliniek. Een balie, een wachtruimte, een gangetje, een paar
kleedhokjes en een behandelkamer, waar weliswaar niet behandeld wordt, maar
waar wel voldoende ruimte is om je te bewegen ondanks alle apparatuur. Ingenieus
hoe het uitgeschoven deel in de wagen past voor vervoer.
Mijn gegevens worden gecheckt in de computer en dan word ik
naar een kleedhokje geleid. Dezelfde verpleegkundige opent daarna voorzichtig de
andere deur in het hokje en vraagt of ik klaar ben. De temperatuur is
aangenaam, niet onbelangrijk, realiseer ik mij. Voor de verpleegkundige is het
allemaal routine en ik zou me best kunnen voorstellen dat ze ongeduldig wordt
van mijn gestuntel, maar ze neemt alle tijd. “Welnee, dit hoeft u ook allemaal
niet te weten, dat is míjn werk.”
Ze plaatst me voor een apparaat met een doorzichtig plastic wafelijzer.
Het zou me niet verbaasd hebben als er ineens twee tosties op mijn buik zouden
bungelen. Mijn borsten worden een aantal keren stevig vastgeklemd. “Even niet
ademen”, zegt de verpleegkundige, maar dat had ik zelf ook al bedacht. Doe mij
maar meteen goede foto’s, ondanks dat ik de tranen van mijn voorgangster al
niet meer begrijp. Ik zou dit niet als hobby kiezen, maar erger dan een beetje
onaangenaam wordt het niet. Het benadert bij lange na niet de keer dat de gynaecoloog
het hele assortiment tangen op mij, of beter in mij, uitprobeerde. “U bent ook
heel rustig, dat helpt”, bevestigt de verpleegkundige mijn vermoeden dat de
stress het bij de vrouw alleen maar erger maakte. Ik heb nu nog meer met haar
te doen.
Ik mag me weer aankleden en moet nog even wachten. Voor de
zekerheid kijkt ze de foto’s nog even na, vermoed ik, want na een minuut komt
de verpleegkundige melden dat ik weg mag. “De uitslag krijgt u over twee weken
en wees gerust: meestal is het goed.” “Krijg ik de foto’s dan ook te zien?” “Nee,
die laten we nooit zien. Sommige mensen kunnen daar niet tegen. Bovendien moet
je begrijpen wat je ziet.” “Maar krijgt de huisarts ze dan niet?”, vraag ik
hoopvol. Nee, die krijgt ook alleen maar de uitslag, zonder plaatjes. Dat is
nou toch een tegenvaller. Ik ben niet een van die mensen die in paniek raakt of
buikpijn krijgt van haar binnenkant. Ik wil het gewoon zien.
Gelukkig trof ik jaren geleden een arts die dat begreep en
die me op mijn verjaardag bij het ontbijt verraste met een foto van mijn
baarmoeder. Het liefst hing ik die in een lijstje aan de muur, maar inmiddels
heb ik ontdekt dat je daar je bezoek geen plezier mee doet. Daarom kijk ik er
tegenwoordig alleen maar naar als er niemand bij is. Kijken naar je binnenkant,
dat is niet iedereen gegeven.
Reacties
Een reactie posten