Het huis met het overleden jongetje


Negen maanden was het ventje, een baby nog. En toen was hij er niet meer. Het gebeurde onder het dak waar ik nu zit. Was hij ziek? Is hij van de steile trap gerold? Of was hij zomaar ineens dood? Wat een verdriet moet dat geweest zijn, hier in deze kamer. Zijn ze daarom na een paar jaar weer verhuisd? Of was het een rusteloze familie die elke paar jaar een ander onderkomen zocht? Of misschien steeds groter wilde wonen? Maar het lijkt wel alsof vader, de opa van de baby, het huis speciaal voor zijn zoon en schoondochter heeft laten bouwen. De oude Johannes woonde er immers maar belachelijk kort in met zijn gezin. Na een half jaar trok hij alweer weg, de rivier over naar de stad.

Dat ik dit zou vinden wist ik niet toen ik op pad ging naar het archief. Ik wilde weten hoe oud het huis eigenlijk was en wanneer de oudoom en -tante er waren komen wonen. Ze woonden er in ieder geval in 1928, weet ik uit de verhalen, maar zijn ze er direct na hun trouwen in 1907 komen wonen? Of toch later?

In het archief ben ik al snel in de weer met microfiches, stapels gezinskaarten en lange lijsten met letters en cijfers om me de weg te wijzen naar oude gegevens. Ik kom een onbekende oudtante tegen, waar nooit over gesproken blijkt te zijn. En ik vind een lange lijst vroegere bewoners op dit adres, maar uiteindelijk ook degene die het huis heeft laten bouwen in 1914. Het oude pand moet tegen de vlakte gegaan zijn toen. De lange lijst kan ik weer doorstrepen. De eerste eigenaar is van belang. Kort na hem kwam dus zijn zoon met vrouw, kinderen en het onfortuinlijke zoontje.  En dan ineens wonen de oudoom en –tante er, met een ongehuwde schoonzuster. Ik vraag me nog even af of het een menage-à-trois geweest is, maar die gedachte schud ik direct weer af. Het stugge, strikte beeld dat ik van ze heb laat dat soort wulpsheden niet toe.

Nog voor ik klaar ben voor vandaag komt de archivaris met een mapje. Er zit maar weinig in, maar wel precies wat ik zou willen vinden: de bouwtekening van het huis. Ik hoop dat er destijds nog een uitgebreider exemplaar was, waar ook maten en dergelijke op stonden, maar voor mij is deze nu genoeg. Het voor- en zijaanzicht van het huis, de indeling op de begane grond en de verdieping, plus het dak van boven gezien en de vloerbalken van de benedenverdieping. En ook nog een doorsnede, alsof ze de voorkant er even afgetild hebben. 

Het is nog bijna het huis zoals ik het ken. Twee slaapkamers en de indeling beneden kloppen nog. Ongeveer dan, merk ik als ik later nog eens kijk. Een paar deuren zitten op een andere plaats en de grote hoeveelheid zolderruimtes is teruggebracht naar één. Waar werden die ruimtes voor gebruikt, vraag ik me af. En was twee slaapkamers niet wat weinig? Zeker ook in de tijd van de oudoom en –tantes, want toen woonden er vier mensen in huis. Het echtpaar, de schoonzus en een kind. Het gezin dat er daarvoor woonde had zelfs meerdere kinderen. 

Maar curieuzer nog, en informatiever, is de bijgesloten brief van de architect, waarin hij een vergunning vraagt om dit huis te mogen bouwen, met de aanmerking dat de serre aan de achterkant van het huis komt, met een bijkeuken ernaast. Net een beetje anders dan het huis verderop in de straat. En dan blijkt dat er vroeger weleens verteld is over een connectie tussen die twee huizen. 

Het nieuwe lijstje vragen ligt alweer klaar voor het volgende bezoek aan het archief. Gek dat het beantwoorden van twee simpele vragen zoveel nieuwe vragen oproept. Zoals: waar is die ene oudtante gebleven en waarom werd er niet over haar gesproken? Wat is de connectie tussen de bewoners van die twee huizen? Leken ze nu echt zoveel op elkaar, die huizen? En natuurlijk ook nog: waaraan overleed het kleine jongetje? Hopelijk volgende week het vervolg.

Reacties

Populaire posts